Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY8692

Datum uitspraak2006-03-29
Datum gepubliceerd2006-09-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers67739 / HA ZA 04-1122
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verzekeringsmaatschappij die de schade aan een slachtoffer van een eenzijdig verkeersongeval heeft vergoed vordert vergoeding van het uitgekeerde bedrag van de gemeente omdat die als wegbeheerder aansprakelijk is voor het ongeval. Er is een bus over een gebrekkige verkeersdrempel gereden als gevolg waarvan een inzittende letsel heeft opgelopen.


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector civiel recht afdeling handelsrecht Uitspraak: 29 maart 2006 Zaak-/Rolnummer: 67739 / HA ZA 04-1122 VONNIS van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van: de naamloze vennootschap AEGON SCHADEVERZEKERING N.V., gevestigd te 's-Gravenhage, eiseres, hierna te noemen: Aegon, procureur: aanvankelijk mr. V.M.J. Both, thans mr. J.B. Dijkema advocaat: mr. C. Fledderus te 's-Gravenhage, tegen de publieke rechtspersoon GEMEENTE OOSTSTELLINGWERF, zetelend te Oosterwolde, gedaagde, hierna te noemen: Ooststellingwerf, procureur: mr. J.V. van Ophem, advocaat: mr. C.J-A. van Roon-Seinen te 's-Gravenhage. PROCESGANG 1. Ingevolge het tussenvonnis van 7 december 2005 heeft Aegon een akte genomen, gevolgd door een antwoord-akte van Ooststellingwerf. Hierna is door partijen wederom vonnis gevraagd. RECHTSOVERWEGINGEN De verdere beoordeling van het geschil 2. De rechtbank neemt hier de inhoud van voormeld tussenvonnis over. 3. Bij meergenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank Aegon gelast een nadere onderbouwing van de gevorderde ziektekosten in het geding te brengen, waarbij zij per declaratie aangeeft wat het verband is tussen de aldaar genoemde kosten en het aan mevrouw [naam slachtoffer] overkomen ongeval, en of zij telkens het gehele declaratiebedrag vordert. Voorts diende Aegon een verduidelijking te geven over de positie van de heer [naam slachtoffer] in deze zaak. 4. Aegon heeft bij akte na tussenvonnis nog het volgende aangevoerd over het verband tussen de opgevoerde ziektekosten en het aan [naam slachtoffer] overkomen ongeval: - mevrouw [naam slachtoffer] is op 3 mei 1999 direct na het ongeval op de EHBO-afdeling van ziekenhuis Nij Smellinghe te Drachten onderzocht; - de behandelend arts van Nij Smellinghe heeft besloten mevrouw [naam slachtoffer] per ambulance te laten overplaatsen naar het Academisch Ziekenhuis Groningen (verder: AZG); - in het AZG is mevrouw [naam slachtoffer] als gevolg van een fractuur en nekletsel opgenomen en behandeld van 3 mei tot en met 12 mei 1999; - op 12 mei 1999 is mevrouw [naam slachtoffer] voor verdere behandeling en revalidatie overgebracht naar Beatrixoord te Haren, alwaar zij van 12 mei tot en met 30 juni 1999 opgenomen is geweest; - op 23 juli en 5 november 1999 is mevrouw [naam slachtoffer] ter controle terug geweest in het AZG; - mevrouw [naam slachtoffer] is ten gevolge van het ongeval meerdere keren door haar huisarts bezocht; - de heer [naam slachtoffer] heeft ten gevolge van het ongeval slechts licht letsel opgelopen, waarvan de ziektekosten eveneens door Aegon aan IZA zijn vergoed. De heer [naam slachtoffer] is na het ongeval op de EHBO-afdeling van ziekenhuis Nij Smellinghe onderzocht. 5. Ooststellingwerf heeft bij antwoord-akte aangevoerd dat de akte van Aegon slechts oude stukken en feiten in een nieuwe volgorde bevat, hetgeen haar nauwelijks tot geen nader inzicht verschaft in de gegrondheid van de geclaimde bedragen waardoor gemotiveerd verweer voeren niet mogelijk is. Om die reden verzoekt Ooststellingwerf de rechtbank om de hoogte van het aan Aegon toe te wijzen bedrag aan ziektekosten te schatten op de voet van artikel 6:97 BW. De rechtbank oordeelt als volgt. 6. Aegon heeft bij akte een chronologische opsomming gegeven van de medische gang van zaken vanaf het ongeval op 3 mei 1999 en heeft vervolgens de gevorderde ziektekosten en bijbehorende declaraties in dat kader geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat Aegon hiermee het verband tussen de gevorderde ziektekosten en het onderhavige ongeval voldoende heeft aangetoond. Niet althans onvoldoende gebleken is dat de opgevoerde ziektekosten (ten dele) geen verband houden met het ongeval in kwestie. Er bestaat daarom geen grond om, zoals door Ooststellingwerf is bepleit, de hoogte van de toe te wijzen ziektekosten te schatten op de voet van artikel 6:97 BW. De door Aegon geclaimde ziektekosten zijn dan ook in volle omvang toewijsbaar. 7. De gevorderde wettelijke rente is als onbetwist toewijsbaar. 8. Ooststellingwerf zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. BESLISSING De rechtbank: veroordeelt Ooststellingwerf om aan Aegon te betalen een bedrag van € 2.268,90 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 1999 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 19.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2002 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 735,13 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 22.051,87 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2001 tot aan de dag der algehele voldoening; veroordeelt Ooststellingwerf in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Aegon begroot op € aan verschotten en € aan salaris procureur; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 29 maart 2006.